Andere sporten

Uit een onderzoek blijkt dat leerlingen die in het eerste jaar van het middelbaar onderwijs voor een technische richting kiezen en niet voor Latijn of moderne, zich 'mislukt' voelen. Dat is een heel opvallende en confronterende clonclusie na drie jaar onderzoek bij 3.300 leerlingen.

Het Transbaso-project wilde nagaan hoe het proces van studiekeuze en schoolkeuze voor het middelbaar onderwijs verliep bij leerlingen, ouders en leerkrachten. Maar liefst 80 tot 85 % van van de kinderen die in het eerste jaar van het middelbaar starten, kiest voor de opties Latijn of moderne wetenschappen. Amper 10 tot 15 procent start in een technische richting of kiest voor een eerder kunst-geörienteerde optie. 2,5 tot 5 %, start in de zogenaamde B-stroom, die meestal leidt naar beroepsonderwijs.

Uit deze cijfers blijkt dus dat starten in Latijnse of moderne nog steeds de norm blijkt te zijn. Afhankelijk van de prestaties in de lagere school voor wiskunde en Nederlands, wordt de keuze uiteindelijk gemaakt. Zo kiezen leerlingen die sterk scoren, doorgaans voor Latijnse, leerlingen die iets minder presteren, maar nog altijd goed, stromen naar de moderne wetenschappen. Wie meer moeilijkheden ondervindt, gaat naar een technisch gerichte optie of een kunstrichting. Tieners met leerproblemen belanden vaker in de B-stroom, waar ze een onderwijsrichting vinden die beter op hen afgesteld is.

"Uit onze gesprekken met de leerlingen hebben wij vastgesteld dat ouders zeer sterk denken in termen van hoge en lage richtingen, van sterk en minder sterk presteren, van afzakken ... Leerlingen die dan niet voldoen aan die norm , die er niet in slagen om sterke prestaties neer te zetten, die hebben het gevoel dat ze gefaald hebben", verduidelijkt Simon Boone van het Transbaso-project.

(Skwadra by Tagtik/Source: VRT NWS/Illustration picture: Belga)