Wielrennen

Etappe 16 staat vanaf kilometer 0 tot kilometer 177 in het teken van de bergen. Direct na de start in Pinzolo gaat het richting top van de Campo Carlo Magno. Deze 1681 meter hoge col van tweede categorie is vernoemd naar Karel de Grote die deze berg over moest toen hij in het jaar 800 op weg was naar zijn kroning als keizer. De afdaling leidt direct naar de voet van de Passo del Tonale. Op de top van de tweede klim zijn nog maar 55 kilometer afgelegd in deze etappe. Na de dertig kilometer lange afdaling doemt de beklimming van de Aprica op. Voor de eerste keer. Inderdaad, want deze col fungeert ook als slotklim in deze rit. De Aprica (1171 meter hoog) is "slechts" van derde categorie, maar kent in de openingskilometers een erg steil deel met stukken die met 15 procent omhoog gaan, maar nadien vlakt het af. En dan is het gedaan met lachen. Als vierde col wordt de Mortirolo voor de wielen geschoven. 11,8 kilometer lang, dat is niet superlang, maar het verschil tussen de voet en de top is wel 1289 meter, wat neerkomt op een gemiddelde van 10,9 procent. Na 4,4 kilometer wordt het allersteilste stuk aangesneden, een passage van 18 procent. De renner die als eerste de top passeert, zal de speciale Cima Pantani in ontvangst mogen nemen. Halverwege de beklimming staat een standbeeld ter ere van de overleden Italiaan. Het hoogste punt van de Passo del Mortirolo is na 142,1 kilometer in deze rit. Een afzink van achttien kilometer voert de renners weer naar de voet van de Aprica, waarop de etappe beslist zal worden. Na deze rit zullen we heel wat wijzer zijn. Landa of Aru? Van den Broeck of Monfort? Contador heer en meester?  (DR/Picture: Giro)