Wielrennen

In deze op één na kortste rit in lijn uit de Tourgeschiedenis gaat de weg in omgekeerde richting vergeleken met donderdag. De 109,5 kilometer korte etappe is in feite zelfs de kortste bergrit sinds de Tour van 1989. De Col du Télégraphe, de Galibier en L’Alpe d’Huez staan op het programma. De bedoeling is dat er een korte, intense etappe komt. De rit begint met een lichte afdaling van 14 kilometer die het tempo meteen de hoogte zal injagen. Misschien biedt dit wel kansen voor Gilbert en Vanendert. Na de beklimming van de Col du Télégraphe (11,8 km tegen gemiddeld 7%) en de Galibier (16,7 km aan 6,9%, we beklimmen hem vandaag langs de `gemakkelijke`zijde) volgt er een lange afdaling richting Le Bourg d’Oisans, waar ook de slotklim begint. L'Alpe d’Huez is een van de monumenten uit de Tour de France. De 21 haarspeldbochten zijn bekend bij iedere wielerfan. De bochten zijn genummerd, met in elke bocht een bord met de naam van een etappewinnaar. De eerste beklimming was in 1952, toen de Italiaan Fausto Coppi als eerste aankwam in het nog ontluikende skidorp. Sindsdien is de Alpe d’Huez 26 keer beklommen in de Tour. Marco Pantani deed in 1995 36 minuten en 40 seconden over de beklimming en zette daarmee de snelste tijd ooit neer. Vraag is of iemand van de toppers het waagt om voor de slotklim aan te vallen. Liefst 46 lange kilometer slagen er tussen de beklimming van de Galibier en L’Alpe d’Huez, geen klein bier om deze zonder hulp te overbruggen. Daarom was Evans gisteren ook vol bewondering voor het werk van Maxime Monfort en Andy Schleck: "In de vallei hebben we een tijd met veel renners achter hen gereden, maar de achterstand liep zelfs nog op." Maar na het eind van de rit had Evans (terecht) een goed gevoel over zijn eigen prestatie: "Ik heb de boel kunnen controleren op de slotklim. Ik moet de stand nog eens goed bekijken, maar zolang we minder dan twee minuten staan van elkaar is alles nog speelbaar in de slottijdrit", zo vertelde Evans aan Het Nieuwsblad. (DR/Picture: ASO)