Neeskens, het gezicht van de complete speler in het tijdperk van totaalvoetbal
Johan Neeskens, die op 73-jarige leeftijd overleed, belichaamde samen met Rinus Michels en Johan Cruyff de revolutie van het totaalvoetbal met Ajax Amsterdam en Nederland. Noch zijn uiterlijk, noch zijn spel waren gemaakt om in de schaduw te blijven staan.
Je zou kunnen denken dat hij de schaduw was van Johan Cruyff, maar hij was de andere zon, met lang haar, een kloppend hart, een rechts schot als een knal, wangen weggevreten door bakkebaarden, en een onvermoeibare activiteit die een droomtechniek nauwelijks verhulde – misschien was het wel andersom. Johan Neeskens, die zondag op 73-jarige leeftijd in Algerije overleed, zal altijd herinnerd worden als deel van een drie-eenheid die een revolutie in het spel teweegbracht: Rinus Michels bedacht de totale voetbalrevolutie van Ajax Amsterdam, Johan Cruyff zette het op muziek, dirigeerde het orkest en speelde solo volgens het uur en zijn stemmingen, maar Johan Neeskens was zelf het orkest, de eerste allround speler in de geschiedenis, de metronoom en de oorlogstrommel van een spel dat werd overtroffen door het genie van Cruyff, maar dat bewoog op het ritme van deze briljante en onvermoeibare speler, die verdedigde alsof zijn leven ervan afhing en die aanviel door bliksem uit te delen.
Hij zou ooit zeggen dat het een groot lot was om “de op één na beste speler ter wereld” te zijn geweest, op zijn hoogtepunt, en dat betekende ook dat hij de op één na beste Johan in zijn team was geweest, en de op één na beste speler voor Ajax, Barcelona en het Nederlands elftal, gedurende de zeven seizoenen die hij met Cruyff had gedeeld, in Amsterdam (1970-1973) en daarna in Catalonië (1974-1978). Hij werd niet echt opgeleid bij Ajax, want hij was al 18 toen Rinus Michels zelf 20 kilometer reisde om hem te zien spelen in Heemstede. In een interview met Jean-Marie Lanoë in France Football in 2005 zou Neeskens zeggen: “Hij had me al een paar keer begeleid. Hij was heel aardig, maar ik was bang voor hem. De manier waarop hij naar me keek, de manier waarop hij tegen me sprak, de manier waarop hij sprak over wat hij van mij en de andere spelers wilde, de dingen die hij wilde."
Michels wilde ze in de training door een quasi-militaire hel loodsen, omdat ze ook meer moesten rennen dan de anderen, maar Neeskens was gemaakt voor deze nieuwe wereld: een vaste waarde in het eerste team vanaf het begin van het seizoen 1970, zou hij de Europacup ontdekken (“In Albanië, mijn eerste reis, hadden we allemaal lang haar en de lokale bevolking zei dat we eruit zagen als apen, of kuikens”), en vervolgens het nationale team, in november, op 19-jarige leeftijd. Zijn eerste seizoen als prof eindigde met een overwinning in de finale van de Europese beker der Landskampioenen tegen Panathinaikos op Wembley (2-0), waarbij hij rechtsback speelde omdat Ruud Krol geblesseerd was. “Rechtsback, middenback, middenvelder, het maakte me niet uit,” zou hij zeggen.
Het maakte Michels niet uit en het maakte Cruyff ook niet uit. Neeskens’ carrière en nalatenschap kunnen ook worden beoordeeld in het licht van zijn relatie met Johan I, die “Johan Segundo” zou worden voor de Catalaanse pers toen ze elkaar weer ontmoetten in Barcelona, een relatie die bestond uit beurtelings bewondering, loyaliteit, een snufje bitterheid en veel nostalgie. De bewondering, die nooit werd ontkend, was er al sinds zijn eerste wedstrijden met het genie. “Ik was 18, hij was 22. Het was verbazingwekkend wat hij op het veld kon doen met zijn bewegingen, zijn loopacties en zijn schoten met beide voeten. Hij las het spel alsof hij van tevoren wist wat er ging gebeuren. Als hij tegen je zei: “Ga ervoor”, kon je tegen jezelf zeggen: “Maar waarom ik nu? Een paar seconden later was alles glashelder. Je had de verklaring. Je had bijvoorbeeld de ruimte gecreëerd voor iemand anders”.
Neeskens werd al snel de man die begon met drukken, maar ook de eerste box-to-box speler, hels van het ene gebied naar het andere, met een lichaam als geen ander, niets vertonend van zijn vermoeidheid of uitputting, en een spelintelligentie die hem in staat stelde om op het kruispunt van de revolutie te staan. Elke dag ging Ajax door het vuur, met tegenstand op het veld, iedereen viel aan, iedereen herpositioneerde zich, iedereen verdedigde, iedereen wist precies wat de ander ging doen, en terwijl Cruyff met het vingertje wees, liep Neeskens rond.
Zijn loyaliteit aan de andere Johan werd op de proef gesteld in de zomer van 1973, na Ajax’ treble in de Europese beker (1971, 1972, 1973), toen een paar jaloerse mensen vroegen om te stemmen op de naam van de aanvoerder, dus tegen Cruyff en voor Piet Keizer. “Beetje bij beetje begonnen spelers te denken dat zij ook sterren waren, en dat ze er genoeg van hadden om Cruyffs tassen te dragen. Ze dachten dat Ajax zonder hem kon winnen, en in Cádiz, tijdens de zomervoorbereiding, stemden slechts twee spelers op hem." Inclusief hijzelf.
Cruyff besloot toen om zich bij Michels te vervoegen bij Barcelona, en Neeskens volgde hetzelfde pad een jaar later, net na die betoverende en wrede zomer van 1974, waarin hij Nederland hoop gaf met zijn penalty in een wolk van krijt in de tweede minuut van de WK-finale tegen Duitsland (1-2), en de grootste teleurstelling beleefde van alle liefhebbers van het spel die hadden gedroomd van hun kroning. Vier jaar later, zonder Cruyff, had hij nog een WK-finale verloren, in Argentinië, een onwinbare finale in Buenos Aires, onder een storm van hartstocht, en de hoop had nog langer geduurd, tot de extra tijd (1-3). Nog een manier om tweede te worden, altijd.
Toen hij Barcelona in tranen verliet in de zomer van 1979, op 28-jarige leeftijd, om zich aan te sluiten bij de New York Cosmos die Cruyff een jaar eerder had verlaten, begon het vuur hem te verlaten, en wat er over was van de vlam verlichtte zijn nachten, volgens de kroniek en zijn coaches. Hij zou verdwalen in New York, of op zijn minst iets anders vinden, bijgenaamd “het spook van Meadowlands.”
Maar verlossing was nooit ver weg, en in de herfst van 1981, terwijl hij geschorst was door zijn club, ging coach Kees Rijvers hem overtuigen om terug te komen en zijn land te helpen, dat zich niet dreigde te kwalificeren voor het WK 1982, en zo beleefde hij, na België in oktober met 3-0 te hebben verslagen, zijn laatste selectie in het Parc des Princes in november, op de avond van de vrije trap van Platini (0-2, 18 november 1981).
Pas toen hij zo laat mogelijk met pensioen ging als speler, op 38-jarige leeftijd en een beetje, in Zwitserland, woog zijn status als “tweede beste na iemand anders” soms op hem. De tweede Johan was een fantastische speler geweest, maar op de bank zou hij slechts een assistent zijn, en een beetje bitterheid overviel hem toen hij zich realiseerde dat hij nooit de assistent-coach van Cruyff zou worden, maar wel die van Guus Hiddink met Nederland (1998) en Australië (2006), of die van Frank Rijkaard bij Barcelona (2006-2008).
Nu een elegante, magere zeventiger met kort haar, zoals de meesten van hen die anders opgroeiden in de jaren zeventig, had hij een deel van zijn laatste jaren gewijd aan zijn stichting voor kansarme kinderen. Het was in wezen een leven van zorgen voor anderen, maar minder van waterdrager zijn, wel eerder een drager van vuur.
(Vincent Duluc/L’Équipe via Tagtik/Pic: Tagtik)